Cultuurhistorische analyse van het park

vooraf

Bettina van Santen
Bettina van Santen

Deze analyse van de cultuurhistorische geschiedenis van het park werd uitgevoerd in opdracht van en door de gemeente Utrecht, door Bettina van Santen, adviseur Architectuurhistorie in februari 2012.

 

Klik rechts op de diverse links om naar de verschillende hoofdstukken te gaan. Het document is hier ook als pdf te downloaden.

vroege geschiedenis

De oorspronkelijke loop van de Oude Rijn lag in dit gebied en deze, toen nog onbedijkte rivier, heeft een brede strook rivierkleigrond afgezet. Een bocht van de rivier lag precies onder het huidige park Oog in Al. Door veranderingen in de afwatering en in het klimaat werden de gebieden droger. De Oude Rijn zelf verzandde langzaam en was rond 1000 vermoedelijk al niet meer bevaarbaar. De drogere gebieden werden vanaf de 10e eeuw in cultuur gebracht met een blokvormige verkaveling. Vanaf de 12e eeuw werden de ontginningen rondom Utrecht op grote schaal aangepakt in een karakteristieke strokenverkaveling, zo ook hier aan de westkant. Ook een aantal van de oudere verkavelde gronden is toen opnieuw ingedeeld. Op de kadastrale kaarten vóór de aanleg van het park zijn de oude verkavelingsstructuren nog goed zichtbaar met de bijbehorende sloten en ontginningsdijken. Eén daarvan is de Groenedijk aan de noordzijde van het gebied.

Het gehele gebied staat vanaf de 13e eeuw bekend als de zogenaamde “trechter weyde’ : de stadsweide van Utrecht, die gezamenlijk eigendom was van de burgers van de stad (of beter: een bepaalde groep burgers van de stad). De eigenaren konden hier hun vee weiden. Nog voor 1265 is de weide gescheiden in een Hoge en een Lage Weide. De scheiding werd gevormd door de Vletsloot, die vanaf de Lageweidsedijk in zuidwestelijke richting liep en in de Vleutensewetering uitmondde. De Vleutensewetering is waarschijnlijk in de 13e eeuw gegraven als vervanging van de toen geheel onbevaarbaar geworden Oude Rijn. Kort voor 1318 heeft men de Hoge en de Lage Weide in kavels ingedeeld en de kavels werden verpacht aan particulieren. Tussen 1432 en 1434 zijn de kavels van de stadsweide door de stad verkocht bij openbare verkoping. De wijk en het park Oog in Al liggen op de voormalige Hoge Weide.

Een nog aanwezige en ook duidelijk herkenbaar element van de vroegste geschiedenis is de Everard Meysterlaan, die aan de rand van het huidige park Oog in Al gelegen is en het oude tracé van de voormalige Groenendijk volgt.

17e eeuw

landgoed Oog in Al

In navolging van onder andere Amsterdam, streefde burgemeester Hendrik Moreelse voor Utrecht in de 17e eeuw een ambitieus uitbreidingsplan na. Tegelijkertijd er speelde de aanleg van de Leidsche Rijn als trekvaart. Trekvaarten waren de snelwegen van de 17eeeuw. In 1661 wensten steden als Leiden, Woerden en Utrecht een nieuwe trekvaart aan te leggen met daarbij een jaagpad. Omdat een aantal Hollandse steden hier tegen protesteerden, werd een reeds bestaande vaart ingrijpend verbeterd. De vaart werd bij Utrecht met ongeveer 7 meter verbreed. Deze vaart liep tot aan het huidige park Oog in Al en daar ging de vaarroute verder via de Oude Rijn (nu Bilitonkade) en de Vleutensewetering naar de stad. In 1665 dwong Leiden het stadsbestuur van Utrecht om ook dit laatste gedeelte door te trekken en werd de Leidsche Rijn recht doorgetrokken naar de Catharijnepoort, waar een nieuwe haven werd gegraven: het Leidse Veer. Het jaagpad werd aan de …kant van de vaart gelegd.

Burgemeester Hendrik Moreelse ontwierp aansluitend aan de nieuwe waterweg een plan met een aantal woongrachten (net zoals Amsterdam) ‘om aen te locken een meerdere toevloet van menschen [..] machtige en rycke luyden, tot […] verbeteringe van alle publycke ende privé incomsten’. Uiteindelijk zouden de economische omstandigheden in het derde kwart van de 17e eeuw in een negatieve spiraal terechtkomen en het plan werd niet gerealiseerd, op het graven van drie grachten evenwijdig aan de stadsbuitengracht (Catharijnesingel) na.

Jonker Everard Meyster (ca 1617 – 1679) reageerde enthousiast op het uitbreidingsplan voor Utrecht en kwam met een eigen variant. Vooruitlopend op de gedachte uitbreidingen, kocht hij alvast grond aan op de overgang naar het nieuw gegraven deel van de Leidsche Rijn. Hier legde hij een buitenplaats aan, zo, dat hij uitzicht zou hebben op de nieuwe stadsuitbreidingen en noemde zijn buiten ”t Oog in Al.

Van dit landgoed is nauwelijks iets bekend, noch van de tuinaanleg en noch van het huis. Het is alleen bekend dat er op het landgoed ook een (thee) koepel aanwezig was. Deze theekoepel is nog steeds aanwezig, gelegen aan de Leidsche Rijn opdat men vanuit de koepel zicht had langs de Leidsche Rijn in de richting van de stad.

Na Meysters dood werd het landgoed en huis in 1683 verkocht aan Francyos Ormea, die de buitenplaats niet zelf bewoonde, maar verhuurde.

18e eeuw

In de 18e eeuw verwisselde het landgoed en huis diverse malen van eigenaar. In deze eeuw verschenen ook de eerste afbeeldingen en vermeldingen van het buiten en de gebouwen.

In de eerste vermelding wordt met name genoemd de ‘extra fraye steene Coupel aan ‘t Water’.

  • 1780: gekocht door Mr. Adriaen Assenborg (oud kanunnik van St. Marie)
  • 1794: gekocht door Mr. Anthony van Stirum – het huis heet dan ‘Rhuimzigt’
  • 1795: verkocht aan Hubertus Jongeneel
  • 1799: verkocht aan Anthonij van Eelde

De oudste, uitgebreide beschrijving dateerde uit 1794 en kwam voor in de ‘Lijst der Verkochte Huizen, Lustplaatsen, Wey-, Hooy-, Teellanden (etc.). Hoeveel van de genoemde elementen nog steeds dateren uit de tijd van Everard Meyster, kan niet met enige zekerheid gezegd worden.

Tekening J. van Hiltrop

Een extra plaisante Buitenplaats genaamd Oog in Al …..aan de Noordzijde van Leidse Vaart, een quartier gaans van Utrecht…. Met eene fraaije en zedert weinig jaaren nieuw getimmerte Heeren Huizinge […] ruim uitzigt op het Voorplein en over de Leidse Vaart op den Ry- of Zandweg, ende daaragter gelegen Bouwlanden;[…] op het Plat van het Dak, alwaar gevonden word eene Belle-Vue over de geheele Plaats, op en over de Leidse Vaart, rondom gelegen Bouw- en Weilanden en op de voorgeschreeve Stad en met een schoone ruime zeskante Steene Koepel […] welke op den uithoek aan de Leidse Vaart, mitsgaders Ry, of Zandweg, op de Catharijne Poort der gemelde Stad; een ruime Styger aan de Vaart, en een dito agter de Plaats, waar van men zyn uitzigt heeft op de Weilanden tot dit perceel behoorende; een ruime Tuynmans Wooning, met zyn Zolder en Kelder, spatieus Koetshuis met zyn vaste Tuygenkast en Stalling voor 6 Paarden nevens een ruime Hooyzolder[…] alles meede zedert weinige jaaren nieuw getimmert; eene schoone Menagerie, een Tempel en een Bad, een Schuit of Jagthuis, vier Loodsen of Schuuren, een Persikke en Druivenkast en de nodige Kribben tot Broeyerye, een Goud Viskom, een Fontein, aangenaame Laanen en met Plantsoenen overdekte Aleës, Broey en Moestuinen, in welken gevonden worden de exquiste Vrugtboomen van allerhande soort: en met de verdere Bepotingen en Beplantingen, mitsgaders aanhoorige allerbeste Weilanden daar rondom gelegen; alles belend ten Zuiden de Nieuwe leidse Vaart[…]

De zinsnedes waarin sprake is van ‘nieuw getimmert’ geven echter aan dat er sprake moet zijn van aanzienlijke veranderingen, in ieder geval in de bebouwing. Recent (2011) bouwhistorisch onderzoek aan het huidige huis (bibliotheek) in Park Oog in Al gaven aan dat er weinig tot geen 17e eeuws materiaal in het huis meer aanwezig is, maar vooral 18e eeuws.

De diverse wijzigingen die aan de tuin werden gedaan in de 18e eeuw zijn wel enigszins op te maken uit de verkoopakten uit de periode tussen 1780 en 1799. In 1780 wordt alleen de ‘extra fraye stene coupel’ genoemd. In 1794 is er ook sprake van ‘aangenaame Laanen en met Plantsoenen overdekte Aleës, een schoone Menagerie, een tempel en een Bad, een Goud Viskom en een Fontein’.

19e eeuw

Over het uiterlijk en de aanleg van het landgoed in de 19e-eeuwse is weinig concreet bekend. In de loop van de 19e eeuw werden diverse tuingebouwtjes waarschijnlijk afgebroken.

Militaire kaart 19e eeuw

De enige beschrijving uit deze periode komt voor in A.J. van der Aa’s “Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden uit 1846. ‘Oog in Al. Buitenplaats in het Nederkwartier der provincie Utrecht, 10 minuten zuidwesten van Utrecht, aan den Ouden-Rijn of Leydsche-vaart. Dit buiten, hetwelk met zijne tuinparken en lommerijke lanen de vaart zeer verlevendigt, heeft uit den koepel een bijzonder schoon gesigt op de stad Utrecht. Het wordt thans in eigendom bezeten en bewoond door den heer Mr. J.C. Delbeek.’

Delbeek liet het huis in 1833 en 1840 verbouwen. In 1869 kwam het landgoed op de veiling. Het werd toen als volgt omschreven: ‘

Koepel, tuinmanswooning met annex, Koetshuis en Stalling én voor paarden én hoornvee, Moestuinen, Broeierijen, Druiven- en Bloemkasten, Schuttingen met fijne vruchtbomen en verdere bepotingen en beplantingen, eveneens uitmuntend Weiland, allen te samen groot 7 bunder, 90 roeden, 76 ellen.’ De koper was P.H.C. van den Broeke.

tekening Van Soest

Over de stijl van de tuinaanleg kan op basis van tekeningen geconcludeerd worden dat er sprake is van de zogenaamde landschapsstijl. Deze stijl is kenmerkend voor deze periode, men denke dan met name aan de singelplantsoenen van J.D. Zocher.

De belangrijkste verandering in de directe omgeving was het graven van het Merwedekanaal tussen 1882 en 1892. Dit kanaal kwam direct langs het landgoed te lopen. Op de kruising met de Leidsche Rijn werd een stelsel van sluizen aangelegd.

1900-1918

Kaart rond 1900.

Voor de aanleg van het park Oog in Al, was het landgoed vooral onderdeel van een reeks van lommerrijke buitenplaatsen die gelegen waren langs de Leidsche Rijn in gemeenten als Utrecht, Oudenrijn en Vleuten. Ze hadden namen als Rijnlust, Welgelegen en Voorn. Zoals voor meerdere buitenplaatsen gold, was een deel van de gronden in gebruik als boomgaard. Langs de Leidsche Rijn lag ook de bekende pleisterplaats ´t Hommeltje of den Hommel. Langs de Leidseweg was vanuit de stad een lintbebouwing gaan groeien van woonhuizen en bedrijven. Veel grond aan de westzijde van het kanaal was echter nog steeds in gebruik bij hoveniers. De drukke scheepvaart op het Merwedekanaal zorgde voor een moeilijke bereikbaarheid van dit stuk van de stad, vanwege de hoge frequentie waarmee de Muntbrug moest opengaan.

1918-1930

de Aanleg van park Oog in Al

Veiling en aankoop

bericht over veiling

Op 3 mei 1918 kwam een bericht in de krant dat het Buitenverblijf Oog in Al geveild zou gaan worden. Om meerdere redenen wilde de gemeente Utrecht aankoop van het landgoed wel overwegen. Enerzijds voelde men zich moreel verplicht de omstreden verkoop van het park Nieuweroord (voor de bouw van Hoofdgebouw III van de Spoorwegen) te compenseren, anderzijds zag de gemeente ook mogelijkheden om hier een aantrekkelijke woonwijk te bouwen. Op 19 juni rapporteerde de directeur Dienst Gemeentewerken over de haalbaarheid van de plannen aan B&W, mede gebaseerd op een rapport van de Fabricagecommissie. In het rapport werd een globaal exploitatieplan opgenomen, dat was gemaakt door raadslid en architect C. van Dijk.

Luchtfoto ca 1918

In het advies aan B&W stond o.a.

Het park is zoo opgevat dat het als het ware aan een gemengde bevolking aanpast. Het komt my voor dat dergelyke stads bezittingen als een gemeenschappelyk bezit te beschouwen zyn; zoodat in een dergelyk park, gedeelten gereserveerd dienen te zijn speciaal voor kinder speelplaatsen en terreinen voor lichamelyk oefening, daarvan eventueel voetbal uit te sluiten. Een geschikt terrein is aanwezig in de strooken langs den Groenen weg. Het gedeelte langs den Leidsche Rijn blift dan zooveel mogelyk ‘t bestaande karakter bewaren. alleen zou ‘t wel gewenscht zijn dat een aanlegsteiger werd aangebracht ten gerieve van de roeisport. [………..]

Het gebouw “Oog in Al” zou […] na geringe verbouwing volledig voor het doel zijn aan te passen en zou dit beneden als thee-huis geëxploiteerd kunnen worden, terwijl boven een bestemming voor filiaal leeszaal of iets dergelyks zou kunnen verkrygen. [……….]

Het park op zich zelf zal wat aanleg aangaat nader door den tuin architect den Heer v.d. Gon onder oogen gezien kunnen worden, doch ‘t geheel kan met zorg behandeld en voorzien van de noodige doorzichten een welkome vergoeding worden voor het gemis van Nieuweroord’.

kadaster voor 1918

De onderhandelingen met de eigenaar P.H. van den Broeke van Oudenrijn mondden op 9 augustus uit in een schriftelijke verklaring van de eigenaar ‘te verkoopen aan de gemeente Utrecht voor den prijs van f. 430.000,- de aan hem toebehooreden buitenplaats “Oog in Al” met bijbehoorende landerijen, […] onder voorwaarde dat de Raad der Gemeente uiterlijk in de eerste Septembervergadering omtrent den aankoop eene beslissing neme en de betaling van den koopprijs […] ongeveer 1 October a.s. geschiede.

Op 3 september 1918 volgde het Raadsbesluit. Uitgangspunt werd dat tweederde van de grond bestemd zou worden voor woningbouw en eenderde voor een park.

 

H.P. Berlage

Het exploitatie plan voor park en woonwijk werd in oktober 1918 voorgelegd aan H.P. Berlage. Deze beroemde stedenbouwkundige was bezig met een groot uitbreidingsplan voor de stad en werd in oktober door de gemeenteraad als algemeen stedenbouwkundig adviseur ingehuurd (voor f.2500,-). Hij kreeg meteen het verzoek advies te geven over de invulling van het plan Oog in Al. Berlage uitte in een brief een aantal kritische opmerkingen over de stedenbouwkundige opzet van het plan. Ook de directeur gemeentewerken H. Scheffer en gemeente architect S. Loeb werden bij het plan betrokken. De kritiek van Berlage en de bemoeienis van Scheffer en Loeb vielen verkeerd bij Van Dijk en een conflict dreigde. In de loop van 1919 trok Van Dijk zich terug en werd besloten het gehele plan alsnog door de eigen Dienst Gemeentewerken in overleg met Berlage te laten uitvoeren. In 1920 werd het plan besproken in de Fabricagecommissie. Toen bleek dat op advies van Berlage het bebouwingsgpercentage omhoog was bijgesteld om het plan beter exploitabel te maken. Daarmee was natuurlijk de beschikbare grond voor een park minder geworden. De commissie besloot dat vastgehouden moet worden aan de uitgangspunten van tweederde deel van de grond bebouwen en eenderde inrichten tot park.

plan Berlage en Holsboer

De uitvoering van het park

Tot uitgangspunt werd gesteld dat hier gemaakt behoort te worden een Volkspark waarvan een gedeelte voor uitspanning en een ander deel voor spel en lichamelijke ontwikkeling in de buitenlucht bestemd zal zijn, terwijl alles te zamen een schoon geheel moet uit maken.’

Er werd een aantal extra wensen meegegeven aan het plan:

  • de parkaanleg moet gelijk opgaan met de aanleg van het stratenplan
  • zoek een mogelijke locatie voor een botenhuis van roeivereniging Triton (die van hun bestaande locatie aan de Kruisvaart moest vertrekken)
  • maak van de aanleg een werkelozenproject

Ter voorbereiding van de bouw van de woonwijk werden begin 1921 circa 250 vruchtbomen van de aanwezige boomgaard gekapt.

Denier van der Gon maakte twee ontwerpen: een landschappelijke aanleg á la Zocher en een symmetrische aanleg. De landschappelijke werd bijna zonder discussie uitgekozen.

‘Volgens dit plan zal het water zoo over het terrein geleid worden, dat er verschillende waterpartijen ontstaan, die met behulp van beplanting behoorlijk van elkaar gescheiden zullen liggen, zoodat men het niet alles tegelijk kan overzien en er met behulp van grasvlakte, boomgroepen en wegen een geïdealiseerd landschappelijk park ontstaat. Door het uitgraven van dit water zal een drieledig doel bereikt worden.

  1. zal door den uitgegraven grond een heuvelachtig terrein geschapen kunnen worden
  2. zullen de op het terrein liggende slooten gedempt kunnen worden
  3. zal een door water omringd, afgesloten speelveld, groot ca 110 x 75 M2, ontstaan.

Een heuvel zal worden opgeworpen, achter de woning met koetshuis, uit den vijver die er voor zal komen te liggen. Tegen de helling aan de westzijde deze verhooging moeten dan bloemen in groote groepen, tot een bloemenheuvel, worden aangebracht, van waar van waar men een deel van het park zal kunnen overzien, terwijl van de straat en van de huizen langs het park gelegen, in het westen, over de plas heen de heuvel met zijn beplanting waar te nemen is. een andere, langzaam naar achteren oploopende hoogte, zal op den uitspringende hoek, ten noorden tusschen de Groenenweg en het Merwedekanaal worden gemaakt. De bodem zal hier oprijzen uit een plasje en worden aangelegd als een wilde plek, een ruïne. Door middel van oude baksteen, van een te sloopen muur en schuur bij het woonhuis, worden hier fragmenten van muren los opgestapeld; daartegen wordt aan muurplanten en klimrozen, wilde ..ij. e.a. planten, de gelegenheid gegeven te groeien zooals men dat ziet in een rots of alpentuin. Bovenop wordt een ruime zitplaats gemaakt, van waar men uitzicht heeft over het speelveld. Om het park te doen beantwoorden aan de eisch die aan een volkspark gesteld moeten worden, dient er een grasveld te komen voor lichamelijke opvoeding, sierlijke spelen (korfbal, wandel- jacht en vierkantbal enz.) op uit te oefenen, waardoor in de omgeving leven wordt gebracht. Hoewel het ontworpen veld groot genoeg is voor het voetbalspel. mag er dit niet op uitgeoefend worden. Het gras zou er teveel door lijden, terwijl het spel niet sierlijk is. Het veld is omgeven door water, zodat het vrij ligt en niet toegankelijk voor iedereen. Alle vereenigingen, die er een georganiseerd schoonheidsspel op willen uitoefenen mogen er, voorzover de ruimte het toelaat en het gras niet beschadigd wordt, of rust tot herstel vereischt, van gebruik maken. Voor een ….wasdom is het noodig dat een kudde schapen het grasveld beweid. Het steenen schuurtje, dat op het terrein staat, is door betimmering en geringe wijziging, geschikt voor berging van kleding en speeltuig te maken. Het oude landhuis zal waarschijnlijk wel ingericht kunnen worden voor theeschenkerij. De ligging hiervoor is uitstekend.

Van groot nut zoude het zijn als in dit park een afgesloten ruimte werd gemaakt, waar muziek uitvoering konden worden gegeven, voor hen die het werkelijk te doen is rustig en met volle aandacht iets goed te kunnen horen. […]Een concerttuin, beschut en afgesloten, met een muziektent die slechts een zijde open is, ware te maken in den tuin ten oosten van het huis. Deze tuin is 25-30 meter breed en 40 m lang en maar op een plaats toegankelijk. Ieder die zich daar onrustig gedraagt, kan gemakkelijk verwijderd worden, terwijl aan kinderen geen toegang moet worden verleend. Een speelplaats met zandbak voor kleine kinderen is te maken, aan de westzijde van het gebouw.

De paden 5-6 m breed zullen, zoodanig door het park liggen, dat zij korte verbindingen vormen, tusschen de onderdeelen. Rijwegen zijn hier niet noodig en voor den rust niet gewenscht. De gemakkelijkste verbinding van de straten op het terrein met de Leidsche weg, is over de ontworpen brug, over den Leidschen Rijn. Van de straat langs de huizen in het westen, moet de grondslag met flauwe helling in het park afloopen. Daar deze gebouwen op het oosten staan is geen schaduw over de geheele lengte der straat gewenscht. Daarom planten men hier slechts boomgroepen op groote afstand en geen bomen in de rij.

Het bestek voor de aanleg bevatte de volgende onderdelen:

  • het graven van vijvers, waterlopen, het dempen van sloten en het opwerpen van de beide hoogten
  • de aanleg van grasvelden
  • de aanleg van wandelpaden (sintels)
  • de aanleg van een rijweg (onderlaag puin, sintels)
  • het planten van 250 stuks bomen
  • het planten van 2000 struiken
  • het planten van bloemen en planten
  • de tuinaanleg bij het Theehuis
  • het inrichten van een schuurtje tot bergplaats
  • de plaasting van ca 100 meter hekwerken
  • het maken van een rijbrug en 2 voetbruggen

Om het park te doen beantwoorden aan de eisch die aan een volkspark gesteld moeten worden, dient er een grasveld te komen voor lichamelijke opvoeding, sierlijke spelen (korfbal, wandel- jacht en vierkantbal enz.) op uit te oefenen, waardoor in de omgeving leven wordt gebracht. Hoewel het ontworpen veld groot genoeg is voor het voetbalspel. mag er dit niet op uitgeoefend worden. Het gras zou er teveel door lijden, terwijl het spel niet sierlijk is. Het veld is omgeven door water, zodat het vrij ligt en niet toegankelijk voor iedereen.

Botenhuis Triton

Vanaf het begin was meegegeven dat er plaats gezocht moest worden voor een botenhuis van Triton, een roeivereniging die van een andere plek uit de stad verhuizen moest in verband met bouwplannen. Niet iedereen was gelukkig met dit extra programma in een park en met de plek die daarvoor uitgekozen was. Maar een botenhuis kon niet anders dan aan het water gesitueerd worden. Vanwege de private functie van het botenhuis, zou deze plek dus niet openbaar toegankelijk kunnen worden.

het botenhuis aan de oever van de Leidsche Rijn
botenhuis Triton
Luchtfoto met ligging botenhuis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B&W 1922: “Ofschoon ons in gebleken dat de directeur der gemeentwerken zich minder goed kan vereenigen met de oprichting van een bootenhuis aan den fraai begroeiden noordelijke oever van den Leidsche Rijn, meenen wij toch dat de uitvoering van het ontworpen gebouw[…] geen ontsiering daar ter plaatse zal behoeven op te leeveren’. Er zal naar gestreefd moeten worden dat ter wille van de inruiming van plaats voor het bootenhuis zoo min mogelijk opgaande boomen worden opgeofferd’. Overigens zal met een doelmatige bijplanting van bosschage veel goed worden bereikt, waarmede het kijkgrage publiek aan het weerszijden van het naar het water afloopende plankier voor het te waterlaten van de booten, vanzelf op eenige afstand wordt gehouden’

Inspectierapport Staatsbosbeheer, mei 1922. “Voorlopig kunnen wij U thans mededeelen, dat eenig struikgewas zal moeten worden opgeruimd en van de groote boomen langs den oever van den Leidschen Rijn vermoedelijk in het geheel slechts twee zullen moeten vallen. De bedoeling […] voor om zoo min mogelijk van het groen en van den parkaanleg op te offeren […].

Verbouwing Huis Oog in Al tot theehuis (1923)

De verbouwing van het huis Oog in Al tot theehuis en een publieke functie, was vanaf het begin een duidelijk voornemen van de gemeente. Als voorbeeld werd verwezen naar het Wilhelminapark waarin ook een populaire uitspanning een plek had. Enkele bijgebouwen van het oude landhuis zouden worden verwijderd, andere werden juist verbouwd en bruikbaar gemaakt. Het theehuis kreeg een mooi terras aan het water en de mogelijkheid bestond om af te meren. In de jaren twintig zou een boot varen vanaf het Smakkelaarsveld naar de uitspanning Den Hommel. Deze meerde ook af bij het theehuis Oog in Al.

De muziektent was een aanvullende functie,die ook vanaf het begin in de plannen was opgenomen. Andere muziektenten stonden bijvoorbeeld op het Lucasbolwerk en het Lepelenburg.

briefkaart met theehuis
interieur theehuis

Het afbreken van het koetshuis met stallen; het vergrooten en herstellen van de koetsierswoning; het maken en plaatsen van een muziektent en het maken en plaatsen van een afsluithek [..] alsmede den aanleg van een aanlegsteiger met 2 meerpalen aan den Leidschen Rijn voor bestaand theehuis [..] – offerte van Dienst Gemeentewerken, juni 1923.

Over de exploitatie van de theeschenkerij hebben wij gemeend allereerst overleg te moeten plegen met den tegenwoordigen pachter van het eveneens aan de Gemeente toebehoorende koffiehuis Den Hommel op Welgelegen.”

Schapen

op verzoek van den Heer J.J. Denier van der Gon om op een grasveld der speelweide, behoorende bij het park oog in Al , schapen te doen grazen […] Toezicht is geen bezwaar, er loopt daar een opzichter en Willemse, de schaapherder, die is in de buurt [..].

B&W vereeniging zich met […]het door den Wethouder van Openbare Werken gedane voorstel om […] schapen in het bedoelde grasveld te doen grazen[..].

Samenvatting van de oorspronkelijke inrichting

  • een landschappelijk ontwerp met slingerende waterpartij en vijver
  • hoogteverschillen: een opgeworpen ‘hoogte’ bij de vijver, het in hoogte oplopen in de noordhoek bij Kanaal en Groeneweg (nu Ev. Meysterlaan) en het in hoogte oplopen van het park naar de Mozartlaan
  • een centraal speelveld ‘omsloten’ door de waterpartij, toegankelijk via bruggetjes, bedoeld voor lichamelijke oefening (maar geen voetbal)
  • bomen vooral groepsgewijs geplant én langs de paden, behoud oudere boombeplanting langs de oever van de Leidsche Rijn en de eikenlaan
  • struiken, bloemen en planten afgewisseld met ‘open’ grasveld
  • alle panden waren wandelpaden, niet bedoeld voor ander verkeer
  • één hoofdontsluiting over de Leidsche Rijn naar de Leidseweg± Mozartbrug
  • het landhuis wordt verbouwd tot theehuis met terras aan water, gelegenheid tot afmeren en een kleine speelgelegenheid (zandbak) aan westzijde
  • 1 schuurtje als bergplaats en vm koetsierswoning behouden
  • inpassing van het botenhuis van Triton met een eigen oever
  • schapen op (een deel van?) de speelweide
  • ten oosten van theeschenkerij een gebouw voor muziekuitvoering,

1940-1945

Anders dan men zou denken, vonden er in de oorlogsjaren nogal wat ingrepen in het park plaats. Dat had te maken met de speciale positie die Oog en Al en omgeving innam in de Duitse bezetting. Er kwamen in de loop van de oorlog divers staven in bunkers in de omgeving terecht en Oog in Al werd derhalve flink ´aangekleed´ met commandobunkers, schuilplaatsen e.d. Ook het park kreeg daarmee te maken. Maar voordat de oorlog uitbrak, werd het park eerst verrijkt met de komst van een hertenechtpaar en hun kinderen.

De herten

Het deed ons genoegen te vernemen dat de inrichting van een bescheiden hertenkamp in het park “Oog in Al”, welke zonder groote kosten mogelijk is gebleken, ook bij verscheidene leden Uwen Raad instemming heeft gevonden”. Uit: ‘Beantwoording afdeelingsonderzoek’

de eerste herten

Oog in Al is een hertenpark rijk geworden. Op initiatief van wethouder Bekker is een gedeelte van het ruime grasveld in het Park oog in Al omrasterd en zijn eenige herten uit het Julianapark naar hier over gebracht. Het zijn een mannetje, een wijfje en hun vier, reeds flink uit de kluiten gewassen jongen. […] Nu de storm de laatste bladeren van de boomen gerukt heeft en de bloemen zijn uitgebloeid, vormt het zestal herten een levendige stoffeering van het park Oog in Al, die vooral door de jeugd op prijs gesteld wordt. Een uiteraard nog kleine doch warme stal is in het park gebouwd, waarin de fraaie dieren beschutting vinden tegen slechts weer en de winterkou”. Utrechtsch Nieuwsblad 20 november 1940.

De muziektent verdwijnt

In de loop van 1940 brandde de muziektent af (de oorzaak is nog onbekend). Er kwam een notitie van de Dienst Gemeentewerken aan B&W over herstel van de afgebrande muziektent. Aanvankelijk was er sprake van een nieuwe muziektent (ontwerp reeds goedgekeurd door Schoonheidscommissie). De vraag moest echter ook worden voorgelegd aan ‘Wederopbouw’, een centraal overheids orgaan dat onder nauw toezicht van de Duitsers de bouwactiviteiten in Nederland strikt reguleerde. In 1941 werd het verzoek gewijzigd van nieuwbouw naar herstel van de afgebrande muziektent. De herbouw zou betaald moeten worden uit de verzekeringsgelden. In juli 1941 volgde echter het besluit van de uitvoering van dit werk voorlopig af te zien. En ook na de oorlog is het er niet meer van gekomen een muziketent terug te bouwen in het park.

Een mitrailleurkazemat

de bunker ‘vermomd’ als huisje

In 1943 werd de directie Gemeentewerken van de gemeente door de Duitsers op de hoogte gebracht van de bouw van een geschutsbunker in het park (een zogenaamde MG kazemat). Deze mitrailleurkazemat zal op het verhoogde gedeelte achter de vijver worden gebouwd. De Dienst gemeentewerken uitte haar bezorgdheid dat, ondanks de Duitse belofte de bomen en heestergewassen zoveel mogelijk te sparen, er beschadigingen in het park zouden plaatsvinden. Eveneens zou het parkgedeelte vanaf het bruggetje tot aan het einde van de vijver met een twee meter hoge afrastering worden afgezet. De gemeente betreurde het, dat hierdoor het mooiste deel van het park ontoegankelijk werd gemaakt. Het had geen effect en de bunker werd gebouwd en vermomd als huisje. Iets dat vaker gebeurde om de militaire gebouwen ´onzichtbaar´ te maken. De bunker op het Servaasbolwerk )nu gesloop’ was ook als woning aangekleed, inclusief de op het beton geschilderde ramen met luiken. Hetzelfde gebeurde bij de geschutsbunker in park Oog in Al.

na 1950

Na afloop van de oorlog begon menige stad onmiddellijk met het slopen van de bunkers, immers bij uitstek het symbool van de gehate bezetter. Maar al snel werd de massale sloop van hogerhand ook weer stopgezet. Niet alleen omdat er andere prioriteiten waren in de wederopbouw, maar ook omdat in de nieuwe politieke constellatie bunkers nog wel eens een rol zouden kunnen blijven spelen. Om die reden werd begin jaren vijftig bijvoorbeeld de commandobunker aan de rand van Oog in Al / 24/Oktoberplein / verbouwd tot atoomschuilbunker. Op allerlei plaatsen bleven bunkers dus staan, zo ook in park Oog in Al. Dat wil niet zeggen, dat men het een fraai gezicht vond.

1950: het aankleden van de bunker.

Augustus 1950: ‘tegen de bunker zijn enige klimplanten geplant, doch het zal nog verscheidene jaren duren alvorens de bunker door deze planten aan het oog zal zijn onttrokken. In verband hiermede is dezerzijds de mogelijkheid onder het oog gezien de bunker door het daarop plaatsen van enige banken als zitgelegenheid te benutten, waardoor deze een minder storend element in de parkaanleg ter plaatse zal vormen. Daartoe zal het dak van een balustrade moeten worden voorzien en een trap moeten worden aangebracht, teneinde het dak te kunne bereiken. Rondom de bunker zal voor zoveel mogelijk een grondophoping met enige beplanting kunnen worden gemaakt, terwijl de overblijvende muurgedeelten zullen worden gebouchardeerd.”

Niet uitgevoerd plan voor het benutten van de bunker als zitgelegenheid

In maart 1951 blijkt dit voornemen niet uitgevoerd, waarschijnlijk vanwege te hoge kosten. Er is sprake van het geheel bedekken van de bunker met grond, ‘zodat een heuvel ontstaat’. Ook dit lijkt praktisch niet haalbaar: ‘de bunker staat reeds op een heuvel, welke door de parkvijver en door de wandelweg tezamen grotendeels wordt omsloten en welke tamelijk beperkte afmetingen heeft. Het is daarom practisch onmogelijk de bestaande heuvel nog zodanig op te hogen, dat de bunker gedeeltelijk of grotendeels onder grond wordt bedekt; de taluds van het daarvoor te maken grondlichaam zouden te steil moeten worden opgezet en niet houdbaar zijn en bovendien zouden rondom de bunker aanwezige waardevolle heester- en boombeplanting bij het maken van de ophoging verloren gaan.[..] De bunker is in het bijzonder van de zijde van de Mozartlaan af gezien buitengewoon storend. Verbetering kan worden bereikt door het uitbreiden van de heester- of boombeplanting welke het grote betonmassief althans gedeeltelijk of geleidelijk meer aan het oog zullen onttrekken.[..] Voorts is het nodig de zeer hinderlijke, en grotendeels witte verflaag van de bunker te verwijderen, hetgeen op minst kostbare wijze kan geschieden door het betonoppervlak te bewerken met zandstraal. Tenslotte is het gewenst [..] de toegang tot de bunker en een paar schietopeningen provisorisch dicht te metselen.[…]

In de loop van de jaren vijftig vonden er een paar kleine veranderingen in het park plaats. Zoals vermeld werd de afgebrande muziektent niet meer teruggebouwd, maar op de nog aanwezige fundering werd wel een padvindershuisje gebouwd. Voorts werd het hertenkamp uitgebreid.

Bouw padvindershuisje, 1952-53

Op de kelder van de oude muziektent werd een houten padvindershuisje gebouwd. In mei 1953 werd het onderkomen, genaamd “de Roef” geopend. Het was bestemd voor de ‘watervendels van de Howkola-groep van het Nederlandse padvinsters Gilde, afdeling Utrecht. Najade-senioren, Nereïde-junioren en Thalassa junioren´.

(Utrechts Nieuwsblad, 1953)

1955: nieuw onderkomen voor de herten.

Het dierenpark in “oog in Al” is verrijkt met een nieuw onderkomen voor de herten en de schapen. Het is groter dan het oude; biedt betere bescherming tegen de wind doordat de ingang opzij is en bovendien is het veel mooier. Jammer, dat het niet wat verder in de wei geplaatst is, zó dat de dieren er helemaal omheen zouden kunnen lopen.’

(NUD 4 october 1955)

 

Hertenkamp in 1963

Inrichting hertenkamp (1963): ‘herten die op een grote weide achter een stevig hek paraderen. Men kan maar op één plaats dichtbij ze komen en daar wandelen zij dan ook wel gracieus heen om brood te eten uit de door mensen meegenomen zakjes. Op een soort erf, waar ganzen en eenden waggelen, ligt verdiept een vijver, waaromheen de eenden elkaar luid snaterend achterna lopen’

Begin jaren zestig werd het theehuis opgeheven en het huis werd verbouwd tot bibliotheek en wijkcentrum. De reden van de opheffing van het theehuis is niet bekend. Mogelijk was de exploitatie van het theehuis moeizaam geworden. Het kan zijn dat de functie van openbare leeszaal als een veel betere en nuttiger functie werd beschouwd. Van het park zelf tonen de foto´s uit deze periode met name de vele kleurreijke bloemperken. Het park ziet er ook goed onderhouden uit.

1961: opening openbare leeszaal en wijkcentrum in voormalig theehuis.

ongeveer tweederde van de benedenverdieping van het gebouw (in een ander deel is de post van B.B. gevestigd, terwijl de bovenverdieping door het conservatorium gebruikt wordt) is door de verdienste van openbare werken verbouwd tot een moderne bibliotheek’.

– Theehuis verbouwd tot bibliotheek

In datzelfde jaar wordt een gedeelte van de ruimte (de voormalige B.B. post?) ingericht tot wijkcentrum. ‘Het wijkcentrum is van de vereniging Oranje burgerzin en wijkbelang Oog in Al. “op het ogenblik bevinden zich erin een afdeling openbare leeszaal, een dependance van het Utrechts Conservatorium en het wijkcentrum Oog in Al. In het wijkcentrum zullen Culturele avonden worden gegeven. Er is plaats voor ongeveer 80 mensen’.

De bunker op de heuvel is onzichtbaar geworden door de begroeiing, zoals in de jaren vijftig werd besloten. De heuvel heeft echter ook nog de karakteristieke ´groene voet´ met een naar het water toe achtglooiend talud met bloemen.

De veranderingen die plaatsvonden in de laatste decennia van de 20e eeuw waren de verhuizing in 1978 van roeivereniging Triton en de sloop van het botenhuis. Daarnaast werd in 1988 de verwaarloosde theekoepel voorbeeldig gerestaureerd.

Woonboten

De Leidsche Rijn kent als belangrijke – locale – vaarroute naar de stad een lange geschiedenis met afgemeerde vrachtschepen. Dit gebeurde met name vlakbij de stad, maar ook wel verder langs de Leidsche Rijn. Het ging vaak om een combinatie van vracht- en woonschepen, die tijdelijk aanlegden en vervolgens weer vertrokken. Op foto’s is te zien dat er in de jaren dertig één onder architectuur gebouwd woonschip afgemeerd ligt bij Park Oog in Al. (Voor het theehuis was overigens een kleine afmeerplek, bestemd voor bezoekers van het theehuis.)

In de jaren vijftig nam het aantal woonschepen langs de Leidsche Rijn toe. De schepen maakten vanaf de jaren zestig steeds meer plaats voor vaste woonarken.

1942
1965
2011

;

Conclusie ontwerp Park Oog in Al.

Het oorspronkelijke ontwerp van Denier van der Gon wordt gekenmerkt door een landschappelijke inrichting met vloeiende lijnen (de waterpartij) en een afwisseling van begroeiing en open delen. Het water is niet alleen een esthetisch motief, want het zorgt ook voor een natuurlijke afscheiding van diverse gebruiksfuncties in het park. Hoogteverschillen spelen een belangrijke rol in het ontwerp, zij het dat alleen het eiland bij de vijver een nadrukkelijke ‘heuvel ‘ is in het park. Bomen begeleiden enkele lanen en vormen ook boomgroepen, onderbegroeiing is langs de paden aangebracht en op diverse ‘zichtplekken’ zijn bloemenperken. Langs de Leidsche Rijn worden enkele oudere inrichtingselementen (vnl bomen) gehandhaafd.

Het voormalige landhuis wordt in gebruik genomen als theehuis mét een terras aan het water. Aan de ene zijde komt een bescheiden speelplek voor kinderen, aan de andere zijde wordt ruimte gemaakt voor een muziektent. Een voormalig koetshuis blijft ook staan (gebruik?).

De vijver wordt gevuld met karpers, maar het is niet toegestaan te vissen. Voorts zijn er zwanen in de vijver. Schapen beweiden het gras.

Doel van het park is een “volkspark’ waaronder wordt verstaan dat er naast wandelen en recreëren (muziek), ook lichamelijke oefening kan plaatsvinden. Hiervoor wordt een groot centraal speelveld ontworpen, zij het met strikte voorwaarden over het gebruik (geen voetbal!). Om die reden is dit veld ook niet van alle zijden toegankelijk (omringd met water).

Bijna tegelijkertijd met de aanleg van het park, wordt besloten een terrein langs het water in erfpacht uit te geven en in te richten voor een botenhuis van de roeivereniging Triton. Aan het water wordt het talud ingericht als botensteiger.

Latere toevoegingen / wijzigingen

  • In 1940 wordt een hertenkamp ingericht. Dit hertenkamp was vanaf het begin een omheind gebied, maar de exacte omvang is niet bekend. Lange tijd (tot in de jaren zestig) verblijven er ook schapen.
  • In de oorlog wordt ook een bunker gebouwd op het eiland. De bunker wordt na 1945 gecamoufleerd met begroeiing.
  • Het theehuis wordt begin jaren zestig verbouwd tot bibliotheek en wijkcentrum.
  • Triton vertrekt eind jaren 70.
  • Aan de noordzijde wordt (jaren negentig?) een speelplek voor kleine kinderen ingericht.

het park anno 2011

Het oorspronkelijke ontwerp van J.H. Denier van der Gon uit 1920 is in grote lijnen intact gebleven. Dit ontwerp is in het huidige park nog goed herkenbaar, maar er is wel sprake van verrommeling en een verminderde relatie met de directe omgeving. Dit geldt in hoge mate voor de randen van het park, waar de logische relatie met het aanliggende water of de wegenstructuur van de woonwijk op veel plaatsen onduidelijk is geworden.

De volgende kritische kanttekeningen kunnen bij het huidige park geplaatst worden:

  • Deze relatie tussen het landgoed/ het park en het water van de Leidsche Rijn is vanaf de 17e eeuw altijd een essentieel onderdeel van het ontwerp geweest. Op dit moment is deze relatie alleen nog zichtbaar en herkenbaar is een gedeelte tussen bibliotheek en de voormalige koetsierswoning. De beleefbaarheid van dit gedeelte is echter minimaal door de onverzorgde inrichting en het ontbreken van een passend gebruik van de oever. De relatie met name aan de kant van de theekoepel is het verstoord door de aanwezigheid van meerdere woonboten. Hiermee is ook de essentie van de theekoepel: zicht op de stad (c.q. omgeving) ongedaan gemaakt.
  • De relatie tussen park en de voormalige Groeneweg (nu Ev. Meysterlaan) is letterlijk ondoorzichtig geworden. Hier was een ‘verhoging’ en extra begroeiing gedacht, maar wel met een uitzicht op het speelveld. (de ooit bedachte ruïne is niet gerealiseerd?). Deze transparantie en uitzicht ontbreekt nu.
  • De relatie woonwijk en park met losse bomen langs de rand en zicht op het eiland is wel nog goed herkenbaar. Het eiland zelf is echter zwaar begroeid geraakt.
  • De bunker is als historisch relict onderdeel geworden van het park. Er is echter nu sprake van te zware begroeiing. Dat geldt voor het gehele eiland.
  • In het park waren op meerdere plekken (eiland, langs de paden, bij de centrale entree aan de Mozartlaan) bloemenperken aanwezig. Deze zijn – met uitzondering van de noordzijde van het park – verdwenen (teveel onderhoud?).
  • Het gedeelte rondom het voormalige landhuis, de ‘ingang’ van de dierenweide/ c.q. natuur- en milieucentrum en het terrein rondom de voormalige koetsierswoning en het voormalig terrein van Triton wordt gekenmerkt door een overmaat aan verharding en verrommeling. Ook wordt de toegankelijkheid van de oever hier niet positief benut.
  • Op allerlei plaatsen is sprake van verschillende soorten hekwerken, afscheidingen, bankjes e.d. Nutsvoorzieningen staan soms op de meest zichtbare plaatsen.
  • Diverse soorten gebruik krijgen een afscheiding door middel van hekwerken: het hertenkamp zorgt ervoor dat het gehele middendeel door een hoog hek omheind is, bloemenperken en watergedeelten hebben aparte hekken gekregen, evenals de speelplekken voor kleine kinderen. Teveel hekwerken maken inbreuk op de eenheid van het ontwerp.

Aanbevelingen

  • Maak het ontwerp weer helder en zichtbaar: opschonen van overbodige of te welige begroeiing
  • Verbeter de relatie tussen water en park, met name aan de zijde van de Leidsche Rijn
  • Stel het toekomstig gebruik van het landhuis (bibliotheek) ten dienste van het park en versterk de relatie tussen landhuis – park – theekoepel én Leidsche Rijn, met name ook in de openbare ruimte
  • Streef naar eenheid in meubilair, hekwerken e.d. Bij de aanleg werd ook één ontwerp gebruikt.
  • Het hertenkamp is een latere toevoeging, maar daarom niet per se ongewenst (zie bunker). Minpunt is wel dat het gehele middengebied afgesloten is met een hoog hek.
  • Het gebiedje rond de toegang van het hertenkamp, milieupunt, aansluitend op de ruimte rond de bibliotheek is rommelig en heeft veel verharding: het verdient een betere inrichting
  • Maak een goede bomen inventarisatie (indien nog niet aanwezig)

bronnen

  • Het Utrechts Archief. Toegangsnummer 1007-3 Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, inventarisnummer 21098-21088: Stukken betreffende aanleg en onderhoud van Park Oog in Al, 1918-1972.
  • AJ. van der Aa, Biografisch woordenboek van Nederland, Haarlem 1854.
  • M. Heurneman, B. van Santen, De Utrechtse wijken. Deel 3: West. Utrecht 2003.
  • C.C.S. Wilmer, Buitens binnen Utrecht. Vianen 1982.
Alle afbeeldingen komen van Het Utrechts Archief.

4 gedachten over “Cultuurhistorische analyse van het park

  • 9 april 2014 om 16:52
    Permalink

    Dag webmaster, Ik kan geen e-mail adres vinden dus dan maar zo. Ik vroeg mij af waar de afgebeelde kaart van rond 1900 precies vandaan komt? Mooie kaart en wil hem graag ook gebruiken. Groet, Gideon

    Beantwoorden
    • 15 juni 2015 om 17:18
      Permalink

      Beste Gideon, de kaart is afkomstig uit het Utrechts Archief en daar (tegen geringe vergoeding) digitaal op te vragen. Dit is ook de plankaart die wij als gemeente voor dit project hanteren. (Rob Hendriks, opdrachtgever namens gemeente Utrecht).

      Beantwoorden
  • 18 januari 2014 om 21:16
    Permalink

    In mijn jeugd veel meegemaakt in het park. Eind jaren 90 wekelijks meegelopen met een meneer die over de grasvelden met zijn metaaldetector zocht naar “dubbeltjes kwartjes”. Veelal kwamen er andere spullen tevoorschijn waar ik getuigen van heb mogen zijn.
    Sleutelbossen, zakmessen, geld. Maar wat mij het meest is bijgebleven is het metalen doosje met 6 patronen bij de wilg tegenover Mozartlaan 5.

    Beantwoorden
  • 24 november 2013 om 14:24
    Permalink

    In 1978 ben ik in Oog in Al komen wonen, we hadden een kind van vier jaar en de tweede was op komst. Er was toen al een speelplek voor kleine kinderen aan de noordzijde van het park, ik heb er ook foto’s van. Er was een zandbak, net als nu, in de zandbak stonden een paar boomstammen van verschillende hoogte waar kinderen vanaf konden springen. In de dierenwei stond iets dergelijks voor de geitjes. Om de zandbak heen stonden houten bankjes. Andere speeltoestellen waren er niet.

    Beantwoorden

Geef een reactie